Je ziet het voor je: topsporter hijgt zijn laatste ingewanden uit zijn lijf en probeert, handen steunend op zijn knieën, de reporter een antwoord te geven op zijn vraag:”wat gaat er door je heen?”.
De woorden lijken uit het luchtledige te komen: af en toe vinden de hersens zuurstof om wat coherents uit te stoten.
Zo voelt het ook op dit moment, in Corona-tijd.
Dat is vreemd om te zeggen, nu we er nog middenin zitten. Maar al over een half jaar en later gaan we die vraag stellen: hoe was het om in die tijd te leven? En als we het onszelf niet stellen, doen anderen het voor ons: kids, vrienden, kleinkinderen.
Heb je er niet over nagedacht, dan stoot je dezelfde weinigzeggende woorden uit als de topsporter: Ja, we hebben de race gelopen. Het was, wat het was. Wíj́ hielden ons aan de regels. We zaten veel binnen en keken teveel naar schermen. We gingen niet naar onze opa’s.
Dat was het wel zo’n beetje.
Maar hoe was het nu wérkelijk? Daarom is het goed om dit nu te schrijven en nog middenin de beleving uit te drukken hoe het werkelijk is/was.
Bij het lezen van dit verhaal moet je je voorstellen dat je de hele tijd kiespijn hebt. Soms pijnlijk en aanwezig, dan weer bijna vergeten op de achtergond. Op dezelfde manier speelde onzekerheid een continue rol tijdens Corona. Eerst omdat we de ziekte niet kenden en alles onbekend was. Daarna wat dit voor ons ging betekenen en weer later hoe onze toekomst en die van onze kids zou zijn. Het zorgde voor lange tafelgesprekken, gefluisterde gesprekken ’s avonds in bed en vrat energie.
Het begon als de spreekwoordelijke kikker in een opwarmende pan water: begin Maart 2002 werden we er collectief mee geconfronteerd. We zagen wat aankomen, we werden gewaarschuwd. Maar zo erg zou het niet zijn – het was alleen in China, zoals wel vaker. Het begon over te slaan in Azie, dat hadden we ook al eerder gezien. Onze dochter in Zuid-Korea spraken we hier veel over. Dat was dichterbij China, dus was elke nieuwe ontwikkeling reden om haar daar weg te halen. Maar toen kwam Italië en toen Nederland en jawel: in Hilversum…het virus was geland.
Nog steeds was het onzichtbaar, maar de maatregelen werden concreet: afstand houden, geen handen geven en vaak wassen. Het te groot inslaan van supermarkt-spullen begon. Geen zeep of WC-papier meer te krijgen.
Een ernstige premier die ons toesprak bekeken we met het hele gezin. Het moment voelde zwaar: een symbolische en historische toespraak. Nieuwe maatregelen zoals zoveel mogelijk thuiswerken. Maar ook: gelukkig luisterde de regering naar wetenschappers, dus we waren in goede handen.
Wetenschappers waren de onbezongen helden van deze tijd. Ze kregen flink de wind van voren, maar hielden de koers. Hoe heftig anderen hiertegen in gingen. Voorop hierbij liep natuurlijk President T, die alles ontkende en kleineerde. Gelukkig, dachten we: dat soort idioten zijn alleen in Amerika. We waren iets te optimistisch: social media stond al snel vol van mensen die alles beter wisten, de experts belachelijk maakten en hun eigen mening als betere analyse voorstelden.
Dit triggerde wel vragen: onze dochter vertelde hoe goed Zuid-Korea het virus onder controle had door razendsnel en massaal te testen. Wij werden daardoor kritischer op de Nederlandse aanpak: waarom kwamen er geen testen? Waarom duurde het zo lang voordat we echt begrepen hoe het virus werkte? Hoe kon het dat we te weinig IC-bedden hadden, maar Duitsland zoveel? Hoe was het mogelijk dat wij als welvarend land te weinig beademingsapparatuur hadden?
De ideeën van anderen dan de overheid waren in het begin prettig. Zo was er een opiniepeiler, die eerst rustig vertelde dat hij data en analyse beter deed dan overheidsmensen. Dat was herkenbaar: de overheid blinkt en blonk niet hierin uit. Ook kwam de peiler door met geloofwaardige data, stellingen en al snel met zijn eigen analyses op zijn website.
Zeker in het begin smachten we naar meer info en duidelijkheid – en hij leek die te leveren. Maar al snel werd hij van een enthousiaste amateur die wilde helpen, tot een eigenwijze, zelfvoldane goeroe. En hij was nog de meest mentaal stabiele persoon die opstond: er kwamen schreeuwerige ontkenners, bizarre figuren die alleen in crisistijd de spotlight kregen en malloten.
Vrienden, familie en kennissen wisselden via whatsapp, mail en Zoom nieuws en analyses uit. Vaak een herhaling wat we zelf al wisten, regelmatig nepnieuws (zeker in het begin). Elke dag schuifelden we verder met weer een kruimel nieuwe informatie en inzichten.
Ik hield mij vast aan de wetenschap en hield de data bij van zieken, patiënten en overledenen.
Onze kinderen gingen elke dag dapper achter hun scherm voor les of college. Net als hun ouders. Het was in die tijd vreemd door je huis te lopen: achter alle gesloten deuren hoorde je de stemmen van leraren, docenten, vriendjes of collega’s.
Voor digerati was zo werken niet zo nieuw, maar nu moest de hele maatschappij ineens over naar onze tools, onze manier van werken en spreken. De digitalisering werd ineens 5 jaar vooruit in de tijd geduwd. Of door de strot geduwd. Crisis en innovatie, een duivels paar.
Dus Nederland ging massaal thuis werken. Alles waar veel mensen bij elkaar kwamen, werd gestopt. Sporten, conferenties, events, wedstrijden, bezoek bij familie of vrienden, begrafenissen, feesten en partijen. Weinig files, bijna geen vliegverkeer.
Gelukkig werden bedrijven creatief: restaurants gingen over naar “bestelling-to-go”, iedereen had ineens een website waar je op kon bestellen. Maar veel bedrijven moesten de deuren sluiten. Daar stond een massaal vergoedingenpakket van de overheid tegenover. Maar de vraag is hoe lang dit goed kan blijven gaan.
Nu het vloerkleed officieel onder ons uit was getrokken, krabbelden we langzaam op en keken verward rond: alle aspecten van ons leven was nu anders: zwaar zieke vrienden, oude familieleden die we alleen op afstand konden spreken, vrienden die zich vervreemden door er bizarre gedachten er op na te houden. Waar ging dit heen?
En toen kwam de lente en daarna de zomer.
Er was meer mogelijk, het werd warmer, we kwamen meer naar buiten. Lekker weer ontspant altijd. Vakantie was mogelijk, maar liefst niet te ver weg. Wij hielden het op Zeeland.
Maar in September begon het weer – zoals ook al was voorspeld. Ook nu werd de overheid weer verrast en had de gunstige zomerperiode niet alle problemen opgelost. Daar gingen we weer: strengere maatregelen, meer zieken, meer IC-problemen. We wenden er snel aan. De wens om dit onder controle te krijgen had de overhand.
Maar hoe heftiger de maatregelen, des te groter de tegenbeweging. (nooit meer dan misschien 10% van de mensen, maar het nieuws vergrootte dit aandeel aanzienlijk).
En toen kwam begin November. Binnen een paar dagen kwamen er 2 wonderen: president T. werd verslagen door Biden. En direct daarna het onverwachte nieuws: er was een vaccin! Eindelijk een echte oplossing. En toen niet één, maar twee – toen drie en vier! De hoop steeg – er zou echt een einde kunnen komen aan deze tijd.
Maar eerst kwam Kerst. Zonder veel familie, maar mét onze kinderen. Nieuwjaar was zonder vuurwerk en plofte dus gewoon op de mat. En weer steeg het aantal zieken. Én nieuwe, nog vervelender varianten van het virus. We kregen zelfs een avondklok. En verplichte mondkapjes.
Net toen het begin van het jaar wel heel grauw en saai werd, bezorgde Februari een flink pak sneeuw en kou. En ijs! Prachtige beelden en Nederland was weer terug in de middeleeuwen. We gingen massaal op de schaats. Het was van korte duur, maar het gaf even broodnodige ontspanning.
En nu zitten we aan het begin van de lente. Kids mogen deels weer naar de middelbare school, opa’s zijn gevaccineerd. Elk uur extra zon doodt meer virus en geeft hoop op betere tijden. De verwachting is dat heel Nederland eind Juli toch wel gevaccineerd is. Wat ook geldt voor de rest van Europa.
Nu is het weer opvallend om te zien hoe weinig mensen vooruit kunnen (of durven?) kijken. “Covid zal altijd bij ons blijven”, klinkt het dan. Ja, laat het gerust plaatsnemen op de bank naast Ebola en de builenpest. Maar zo’n bedreiging als begin 2020 is het allang niet meer.
We hebben blijkbaar visuele bevestiging nodig, voordat we iets écht geloven. Dus zitten we met onze adem ingehouden in ons hol te wachten op onze beurt voor het vaccin. Om dan waarschijnlijk heel snel deze periode achter ons te laten. En te vergeten.
De race is bijna gelopen. Alleen nog een amechtig interview en daarna alles onder de douche van je afspoelen.
Alsof er niets door je heen gegaan was.